Licht en duisternis in het paradijs - Reisverslag uit Pulau Misool, Indonesië van Michael Doorn - WaarBenJij.nu Licht en duisternis in het paradijs - Reisverslag uit Pulau Misool, Indonesië van Michael Doorn - WaarBenJij.nu

Licht en duisternis in het paradijs

Door: MvDoorn

Blijf op de hoogte en volg Michael

04 November 2018 | Indonesië, Pulau Misool

Donderdagochtend werd ik laat wakker; het zal een uur of elf ‘s ochtends geweest zijn. We waren Gili Manuk, het vulkaaneiland met duizenden zeeslangen, voorbij gevaren. We stoomden meteen door naar de Banda-eilanden. De beweegredenen waren niet helemaal duidelijk. Dit behoeft wat nadere uitleg: sinds de motorproblemen liepen we achter op schema. Alleen werd het plan constant aangepast, waarbij het vaak onduidelijk was waarom. Er werd wel iets gezegd als reden; de ware reden moesten we nog vernemen. De motor draaide weliswaar, er was enorm veel olie nodig hem aan de praat te houden, we konden niet op volle kracht varen. Mede omdat bij de tocht over woelige baren bij Wetar, er zeewater in de motorkamer is gekomen. Zoveel zelfs dat de olieverdeler weggespoeld is. Dat probleem was er al een tijd, er was met geen woord over gerept. Met de steeds grotere stukken zee die we moeten oversteken, op driekwart kracht, liepen we dan ook steeds verder achter op schema. En daardoor verloren we meer en meer duiken op de expeditie. We bleven een dag langer bij Alor, veelbelovende duiklocaties werden hooguit één keer bedoken, waar drie/vier keer op zijn plek was geweest. Het irritatieniveau was bij menigeen al behoorlijk gestegen door de vaak warrige besluiten, de echte reden gehoord hebbend werd het begrip er niet groter op.

Gili Manuk viel af; een plek waar iedereen naar uit keek te gaan duiken. Een actieve vulkaan met daarom heen duizenden zeeslangen. Voor de één een nachtmerrie, voor de ander een droom. Deze zou niet uitkomen... Eenmaal bij de Banda-eilanden zouden we op een plek gaan duiken met grote kans op grote haaien, daarmee hoog op ieders verlanglijst. Het eiland waar we dat zouden doen, voeren we ook voorbij. De kapitein vertrouwde de motor niet na zo’n lange overtocht, bijna een etmaal, wilde zo snel mogelijk aanmeren. Voor we dat deden mochten we nog wel ergens duiken: op een rif genaamd Lighthouse. Bij de briefing heb ik, net als veel anderen, niet echt opgelet. De diverse groepen gingen niet al te enthousiast het water in, door alle plannings-, communicatie- en motorperikelen.

Lighthouse bracht wel weer wat leven in de brouwerij. De duiklocatie is een rots vlak boven Banda Naira, diverse stromingen komen hier samen wat zorgt voor veel spektakel. Grote haaien die hier komen zagen we helaas niet; wel veel ander fraais. Grote hondstandtonijnen, gigantische murenen (grote murene en een aantal netmurenen), barracuda’s en diverse soorten baarsen, een zeeschildpad en grote schorpioenvissen. Vanwege de watertemperatuur had ik bedacht eens zonder duikpak te duiken; dat laat ik de volgende keer wel uit mijn hoofd. De stromingen veranderden regelmatig, het zicht niet goed, de groep was overal behalve bij elkaar en de temperatuur was lager dan verwacht. Die combinatie zorgde ervoor dat ik extra hard moest werken, mijn luchtverbruik was abnormaal hoog. Nooit meer zonder pak duiken... Een 9.

We voeren de prachtige baai van Banda Naira in, aan de linkerzijde ontwaarde zich een koloniaal stadje. Boven het stadje steken wat torens uit, die onderdeel van een fort zijn. Dit fort bewaakt de baaien (er zijn drie ingangen naar het centrale eiland, waar drie eilanden bijna één geheel vormen. Een eiland dat als een grote banaan om het eiland met het stadje ligt; daar tegenover torent een vulkaan boven de centrale baai uit. De Gunung Api is nog actief, een jaar of wat terug nog uitgebarsten. Waar de lava naar beneden is gestroomd de zee in, op meerdere plekken, is erg duidelijk. De vulkaan is overal begroeid, behalve op deze plekken waar een pad van grote zwarte rotsblokken op een tweetal plekken de zee in loopt. De omgeving is adembenemend, het paradijs gevonden. Toch heeft dit paradijs een zeer duistere geschiedenis, waarover later meer.

Tijdens de zonsondergang gingen we nog een keer het water in, we doken in de haven. Weer eens een ‘muck dive,’ tussen de rotzooi op zoek naar bijzondere wezens. Ik vond al snel een aantal ‘banded pipefish’ en vond mijn eerste ‘reeftop pipefish,’ aanverwanten van de zeepaardjes. Een octopus had zich bijzonder goed gecamoufleerd, de anderen moest ik eerdere malen aanwijzen waar de octopus lag en het duurde nog even voor ze hem ook zagen. Daarna vond gids Rafly een hele grote garnaal, deze had ik nog nooit gezien en heb hem vooralsnog ook niet kunnen benoemen. We kwamen aan bij een hoop rommel, een wirwar van stenen. Hier zwemt, binnen een meter of vijf van de kade voor hotel Malauna, de hoofdattractie van deze baai. Dit is het domein van de mandarijnvis; een van de mooiste vissen, in mijn ogen dan toch, op deze aarde. Ik had er nog nooit eentje zelf gezien, kende ze alleen van plaatjes. Rafly moest ze aanvankelijk wel aanwijzen, ze zijn kleiner dan ik had verwacht. Toen ik de drie mandarijnvissen eens goed had bekeken, maakte ik ruimte voor de anderen. Ik ging links naast Rafly liggen. Nou ja, liggen... Meer boven de bodem hangen: er kruipen hier erg veel zeeëgels rond; zeeëgels met hele lange stekels. Net als de nachtduik bij de pier in Alor, moet je hier als duiker goed je drijfvermogen onder controle hebben om jezelf niet te voorzien van een verzameling naalden. Er zijn geen onervaren duikers aan boord, toch is niet iedereen er zonder kleerscheuren van afgekomen. Terug naar het hangen naast Rafly: waar hij de anderen de drie mandarijnvissen aanwees, verschenen er voor me steeds en steeds meer. Uit alle hoeken en gaten van de puinhoop kwamen ze tevoorschijn. Tijdens de zonsondergang gaan ze op zoek naar partners, doen een dansje met elkaar en als dat dansje synchroon verloopt, volgt een korte vrijage. Daar moet je ze niet bij verstoren: anders vindt er geen bevruchting plaats. Dat is nog best een kunst balans te vinden tussen het niet verstoren en iets willen zien. Rafly hielp me aan uitstekende beelden. Een 9.

Na de duik gingen we aan land om een drankje te doen bij hotel Maulana. Een statig koloniaal pand, dichtbij de havenkade, wat waarschijnlijk dienst deed als officiersonderkomen. Mijn voornemen geen alcoholische drank te drinken tijdens de reis, de combi drinken en duiken vind ik geen goede, hield nog steeds stand. Na een aantal sapjes was ik toe aan mijn bed. Het zou nog een aantal uur duren voor de dinghi ons terugbracht.

Voor een van de opgedroogde lavastromen dropten we in het water, vroeg in de ochtend. David had gezegd dat er echt helemaal niets te zien zou zijn: dat botste totaal met mijn observatie van het rif vol harde koralen. Het oogt niet heel frivool, nooit zag ik zulke grote koralen. Wanner je hoort dat het helemaal kaalgeslagen zou zijn, is zo’n rif een welkome verrassing. Ik was vooral op zoek naar een zeekat, die vond ik niet. Pickhandle barracuda’s vonden mij wel, meerdere malen scheerden er een aantal langs me. Net geen uur volgemaakt: een lekkere start van de dag. Een 7.

Daarop volgende de tweede landexcursie. Ondertussen werd de boot onder handen genomen. De motor weer helemaal nagekeken, waar mogelijk opgekalefaterd, alle ruimtes grondig schoongemaakt, de voorraden weer aangevuld. In hotel Maulana ontmoetten we de twee gidsen, eentje heet Hamdi, de ander zijn naam is me ontschoten. Hamdi stak van wal. De Banda-eilanden zijn tien eilanden, waarvan zes bewoond met 20.000 inwoners. Moslims, christenen en boeddhisten leven hier in harmonie met elkaar. Dit zijn de eilanden waarom is gevochten tussen Nederlanders en Portugezen, met de Banda-bevolking als speelbal. Dit zijn de eilanden bekend vanwege de nootmuskaat. Waar Nederland door het inruilen van Nieuw-Amsterdam (het huidige New York) met de Engelsen, beschikking kreeg over alle Banda-eilanden: Engeland had tot deze ruil een van de Banda-eilanden. Door de ruil was een wereldwijd monopolie op nootmuskaat ten bate van Nederland geboren: de prijzen schoten omhoog tot ver boven de goudprijs. Vervolgens vernamen we in het museum meer over de geschiedenis hier. Waar in Nederland het in de klaslokalen, in mijn tijd dan toch (hoe het nu zit weet ik niet), over de glorieuze VOC en haar handel ging, zo is hier pijnlijk duidelijk wat Nederland en andere westerse mogendheden (zoals Portugal) hebben uitgespookt. Het narratief “hoe kan je nou tegen handel zijn? Handel is goed!” klinkt vandaag de dag nog steeds, als je dan alle keerzijden van die handel weglaat uit je verhaal, ben je een hol vat. Die andere kant is namelijk dat de Nederlanders hier met 2.000 militairen zijn geland. De Banda’s hadden eerder geweigerd om voor een habbekrats voor de VOC te werken en aan belachelijke productieeisen te voldoen. Eerst werden de 40 leiders en hun gezinnen vermoord, daarna werd de overige bevolking massaal afgeslacht, verkracht, geketend en vernederd. Ruim 6.000 mensen kwamen door omhoofding om het leven, op bevel van Nederlanders, uitgevoerd door 150 Samurai. 98% van de Banda-bevolking weggevaagd. Degenen die in leven werden gelaten werden slaaf gemaakt, het is toch wel handig als er iemand is die weet hoe je nootmuskaat en kaneel moet telen.... Genocide in optima forma, alles volledig gecalculeerd. Om de verloren arbeidskracht aan te vullen werden vanuit allerlei windhoeken slaven naar Banda gevaren. hoofden werden gespiest op lange palen, om de overgeblevenen en de aangevoerde slaven eraan te herinneren wat er zou gebeuren als ze zich aan hun juk wilden ontworstelen. De mooie panden die hier staan zijn letterlijk door bloed, zweet en tranen tot stand gekomen. Nu was deze geschiedenis me niet geheel onbekend, ik lees nog wel eens wat anders dan wat je standaard voorgeschoteld krijgt, mijn gevoel zwaaide die dag alle kanten op.

Van het museum liepen we naar het centrale plein, met een mooi park naar een koffietentje waar de gidsen ons wat vertelden over wat er hier groeit. Zo is kaneel bast van een boom, zijn er meerdere fruitsoorten en is het bekendste goedje hier nootmuskaat. We liepen door en zagen rechts van ons Fort Nassau: het eerste fort wat hier stond. Hier was de massale slachtpartij uitgevoerd. Betreden konden we het niet; het wordt voor het eerst gerenoveerd opdat ook dit stuk van de geschiedenis bekend wordt. Het fort werd na de afslachting nog wel eens bestormd, door mensen die rebelleerden, daarom bouwden de Nederlanders een fort bovenop de heuvel. Fort Belgica geeft een 360 graden controle over de baaien. Bescherming tegen andere mogendheden, alsmede het onder de duim houden van de lokale bevolking. Het fort is niet heel groot, wel erg indrukwekkend, de uitzichten fraai. We maakten hier enkele groepsfoto’s, voor we verder gingen met de excursie.

We liepen naar een fruitplantage. De statige voorkant van het koloniale pand verbergt de groene tuin, waar ooit ananassen, mango’s en bananen werden geteeld. Een wandeling naar een kaneel- en nootmuskaatplantage volgde. Hier viel me een mooi reliëf op. Het was een levensgrote dodo. Dit pand heeft dus een link met Mauritius. De dodo overleefde de Nederlanders ook niet. De plantage wordt nu gerund door familie van een van de gidsen. We kregen nadere uitleg en proefden de kaneel en nootmuskaat, vers van de boom. Daarna volgde een proefsessie met nootmuskaatjam, -koekjes, -thee en gebakken banaan; hier en daar voorzien van een vleugje kaneel. Via een pad kwamen we uit bij het fort en liepen naar een restaurant waar we lunchten. Het staat recht tegenover het museum, een prachtige facade met een klein stukje paradijs, een goed onderhouden tuin, in het midden. Het duurde lang voor we het eten en drinken geserveerd kregen; de Nasi Goreng Adung en avocadosap smaakten erg goed. Na de lunch was het “free-for-all.” De markt was tijdelijk gesloten, op het heetst van de dag trekt iedereen zich terug. Na aan de kade bij Maulana te hebben gezeten ging ik nog op zoek naar kaneel, de kraampjes werden langzaam aan weer opgebouwd. Rondstruinend kwam ik een deel van de groep tegen bij een koffiehuis. Daarna nog maar eens over de markt geflaneerd en aan boord gegaan. We zouden aan het begin van de avond vertrekken. Dat werd tegen middernacht. Een grote cruiser was vanuit Jakarta binnen gekomen met veel passagiers en voorraden, er was geen plek op de kade om de boot te vullen met water.

Een uur of vier nadat ik naar bed ging was ik klaar wakker. De zon was nog niet verschenen, ik verscheen op het dek, de lucht werd langzaam wat lichter. Het was te vroeg om op te staan, draaide me om en ging weer naar bed. Het was inmiddels 9 uur voor ik naar boven kwam en ik bleek heel wat gemist te hebben. Een aantal superpods van dolfijnen en een walvis. Rafly en Nick uithorend over de grootte, de kleur en de waterfontein die het uitspoot, kon ik mezelf wel voor mijn kop slaan dat ik was gaan slapen. De blauwe vinvis die ik hoopte te zien, was vlak achter de boot langs gezwommen. Enigszins beteuterd zat ik weer op de uitkijk. In de verte zag ik walvissen, volgde ze en kwam tot de conclusie dat het potvissen waren. Dichtbij zouden ze niet komen. Verder de horizon scannend zag ik op meerdere plekken water uit de zee gespoten worden. Ik rende naar de boeg, stond voorop de boot. Langzaam aan kwamen we steeds dichterbij. We waren inmiddels bij het zuidoosten van Ambon. Dit is de rand van de Dampier Straits, de zeestraat waar de walvismigratieroutes langs lopen. De waterfonteinen werden groter, de kleine donkere vlekken werden gestaag steeds groter. Op een gegeven moment waren ze overal om ons heen. Een groep van vier vinvissen verscheen linksvoor de boot, begeleid door dolfijnen die vlak voor ze zwommen. Een van de vier was een moeder, daarnaast zwom haar kalf. Binnen 50m van de boot kwamen de vinvissen meerdere malen omhoog. De grootste twee maakten een bocht, je zag de staartvinnen door het water snijden. De groep van ongeveer zestien vinvissen, ze lieten zich niet allemaal tegelijk zien,was lekker aan het relaxen. Gebiologeerd bleef ik naar ze kijken. In de verte achter ons zag ik nog meer walvissen. De fonteinen hiervan waren wel dermate hoog dat ik dacht dat dit blauwe vinvissen waren. We voeren steeds verder van ze af, een ander kenmerk om te identificeren kreeg ik niet te zien, ik zal het nooit weten. Na de lange oversteek waren we eindelijk, met weer flinke vertraging bij Pulau Koon. Een grote dolfijnfamilie met veel baby’s verwelkomde ons. Persoonlijk heb ik het niet gezien, alleen de plons gehoord, een manta sprong uit het water. Een zeer bemoedigend teken voor een enerverende duik; iedereen was razend enthousiast.

We, de groep die het diepst mocht, doken aan de oostzijde van het eiland het water in, onder leiding van Robert. De stroming was sterk, het zicht niet goed. Ondanks dat waren er veel schaduwen te zien vlak onder het oppervlak, sommige wel heel herkenbaar. Die schaduwen stemden hoopvol. We zakten af naar grotere diepten; we waren op zoek naar haaien. Met wat geluk een groep hamerhaaien, er huizen hier twee luipaardhaaien, waarvan één albino. Ik heb het wel eens over wanden in mijn duiken, nog nooit heb ik een rifwand zoals deze bedoken. De eerste 30m loopt die heel steil af, daarna komt er een uitstulping waar je over heen moet, als je dieper wil dan toch, loopt de muur recht naar beneden de diepte in. Alsof het een wolkenkrabber is die uit de diepte oprijst. Alleen zit deze vol zachte koralen die weer woonruimte bieden voor kleine wezens; daar waren we niet naar op zoek dit keer. We zakten af naar ruim 50m, zagen geen luipaardhaai. Een grote potato grouper besloop Robert en Marion, ze hadden het niet door. De grouper kwam vlak voor Robert te voorschijn, die in paniek zijn duiklamp recht in de ogen van de grote baars scheen, ondertussen flink achteruit trappend. Het zag er hilarisch uit; de video die ik maakte zou later voor veel hilariteit zorgen. Na deze ontmoeting kwamen we nog veel indrukwekkends tegen. Eerst een groep van tien grote hondstandtonijnen. Een zeeslang die opgekruld tegen de muur aan lag te slapen. Een school van trevally’s waarvan de top om Sam en mij heen zwom, de ondersten waren zeker 20m dieper. Een goliath grouper zwom voorbij, later weer een grote potato grouper. We stegen langzaam aan weer op, om op de plek uit te komen waar we begonnen. De stroming was inmiddels zeer sterk geworden, dit trok de grote roofvissen die we wilden zien. Een grote geelvintonijn bewoog tegen de stroming in, perfect op dezelfde plek blijvend. Achter de gigant hing een grote groep barracuda’s, daarachter een kleinere groep, daarachter Patrik. Het zicht was wel minder dan in de diepte. Om ons heen zwommen horsmakrelen, blauwvinmakrelen, zilverbaarzen, meerdere soorten barracuda’s, Afrikaanse pompano’s, vleermuisvissen en een aantal tonijnen. Grote scholen van fusiliers schoten heen en weer over het rif. De een hing aan zijn of haar rifhaak, de ander probeerde gelijk tred te houden door driftig mee te trappen om tussen de vissen te blijven hangen. Erg handig die freedivevinnen van me! :-) Op het rif zelf wees Robert me nog een erg grote netmurene aan, zwom “tegen” een groene zeeschildpad aan en keek uit waar ik vooral niet moest “parkeren,” de stroming was soms zo sterk dat ik me af en toe ergens aan vast moest houden; dan wil je niet dat je hand of been in de buurt van een steen- of schorpioenvis is. Tijdens de safety stop zwommen nog meer pompano’s, barracuda’s, trevally’s en zilverbaarzen voorbij. Een fantastiche duik op een indrukwekkende duiklocatie, met de nodige moeilijkheid en de onderwateractie die je altijd hoopt mee te maken. Een 11.

Daar we te laat aan waren gekomen en de volgende oversteek minimaal 17 uur zou zijn, kwam er geen tweede duik. De moed zakte ons weer in de schoenen. Om mijn gedachten af te leiden ben ik maar weer op walvisjacht gegaan. In de verte zag ik wel ruggen en opspuitend water. Dichtbij kwamen ze vooralsnog niet. Tijdens de zonsondergang was ik met Andrew aan de praat, terwijl we foto’s namen van de ondergaande zon boven Ambon. Hoe mooi zou het zijn als nu de walvis die ik net in de verte had gezien voor zijn grote lens uit het water zou springen? We hoorden een grote plons, alleen aan de verkeerde kant van de boot, voor ons dan toch. We renden naar de andere kant. Degenen die het zagen gebeuren, vertelden dat er een walviskalf uit het water sprong. We zagen de bultrugmoeder en haar jong langs de boot zwemmen. Na een aantal keren geademd te hebben doken ze onder, we hebben ze niet meer gezien. Er volgde nog een discussie over het steeds veranderen van de duikplannen. Met het einde van de reis naderend, de nog af te leggen afstanden en de steeds aangepaste plannen, zakte de hoop dat we het minimaal aantal beloofde duiken zouden gaan halen. Toen er werd gezegd dat we vier duiken de dag erop zouden doen in Misool, de zuidelijkste van de vier koningen (Raja Ampat), luisterde ik al niet eens meer. Ik trok me terug op mijn kamer, heb verder gewerkt aan dit verslag, toen ik dat zat was ging ik slapen, heel laat zal dat niet geweest zijn.

  • 11 November 2018 - 07:56

    Wilma:

    Wat een verhaal Michael. Wat zie je toch veel hoewel ik uit je verhaal begrijp nog niet genoeg. Een reden om nog een keer terug te keren! Ik voel wel plaatsvervangende schaamte voor wat onze voorouders daar hebben uitgevreten. Dat men nog Nederlanders daar toe laat zegt meer over de bevolking daar dan over ons.

    Goede terugreis.

    Xxxx

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Michael

Actief sinds 10 Juli 2011
Verslag gelezen: 313
Totaal aantal bezoekers 48950

Voorgaande reizen:

16 Oktober 2018 - 13 November 2018

The Ring of Fire

10 Juli 2018 - 21 Juli 2018

De Odyssee

09 Oktober 2017 - 20 Oktober 2017

Gone fishing

31 Augustus 2016 - 21 December 2016

Pacific Rim

09 Januari 2016 - 23 Januari 2016

Diving the Andaman Sea

13 Mei 2015 - 02 Juni 2015

Bali (and more?)!

06 September 2014 - 21 September 2014

Diving in paradise

19 Januari 2014 - 28 Januari 2014

Freediving Tenerife

06 Juni 2013 - 16 Juni 2013

Kopje onder in het land van de farao's

17 Juli 2011 - 15 Augustus 2011

Made in Australia

07 Juni 2009 - 28 Juni 2009

ZO-Azië

11 Mei 2007 - 28 Mei 2007

Yucatan

Landen bezocht: