Vergeten eilanden en meer
Door: MvDoorn
Blijf op de hoogte en volg Michael
02 November 2018 | Indonesië, Pulau Naira
Na de gebruikelijke controle van de duikstek, volgde de briefing en gingen we in de diverse groepjes naar de zuidwestzijde van Liran. Hier doken we op Liran Slope. Het rif was in behoorlijke goede conditie, er zwom gigantisch veel vis. Vooral fuseliers, die als watervallen van de riftoppen de diepte in vielen en ook van de diepte naar de riftoppen leken ze als watervallen te vallen, maar dan omhoog. Ze fleurden het al kleurige rif verder op. Daarnaast zwommen er veel vissoorten tussen de vele plekken met zachte koralen door. De diepe geluiden van walvissen, ze waren wel heel ver weg, zorgde voor een verhoogde hartslag. Ik probeerde de anderen duidelijk te maken dat ze moesten luisteren: de hint werd niet begrepen. Een 8.
Later op de dag gingen de gidsen op zoek waar op Nautilus Reef, een klein atol net boven Liran, we het beste het water in konden gaan. Dat werd op de zuidwestpunt en lieten ons door de stroming langzaam noordwaarts glijden. Dit rif was net als Liran Slope in prima conditie. Alleen waren er hier vooral harde koralen. Dat ziet er doorgaans kleurloos en weinig levendig uit. De koralen deinzen niet mee op de stroming en de vissen schuilen vooral tussen de vele vertakkingen van de ijverige diertjes. Een grote marmerstekelrog zwom weg op het moment dat ik door had dat deze vlak bij me lag; een aantal makrelen en rainbow runners suisden langs me. Aan het einde van de duik heb ik boven de koraaltuin gehangen, een rustgevende ervaring. Een 8.
Normaliter niet iets waar je over vertelt, laat staan iets over in een reisverslag opneemt: de volgende ochtend was het eerste dat ik deed naar de wc gaan. Het toilet heeft een aantal ventilatieroosters en door die roosters zag ik dolfijnen voorbij zwemmen; de beste stoelgang ooit. Mede omdat dit hoogstwaarschijnlijk een hele zeldzame soort is, al hebben de paar anderen die ook al wakker waren, de koppen van de dieren ook niet overduidelijk gezien. Er zwemt hier een soort die zo schuw is, dat er nog nooit beelden van ze onder water zijn genomen. Verstandige overlevingsstrategie, zo ver mogelijk weg blijven van mensen. Wellicht een uitspraak die cru is, wat me was opgevallen op ogenschijnlijk gezonde riffen, dat er nul haaien te zien waren. Haaien zijn HET teken van gezonde riffen. De boot lag nog stil in het kanaal van Liran, we al op weg moeten zijn naar de zuidzijde van Wetar. Robert had op een satellietkaart gezien dat er een onderwaterberg zou moeten liggen ergens midden op zee. Dit deel van de reis is vooral gericht op exploratie, plekken aan doen die nog niemand bedoken heeft, deze bergtop was daarmee een goede verdachte. Alleen werkten de wind en de zeestromingen niet mee, we doken daarom eerst nog een laatste maal; in het kanaal tussen Linar en Wetar. Het rif hier was in net iets mindere conditie dan aan de andere zijde, toch viel er genoeg te zien en te beleven. Twee erg grote kreeften werden wel erg zenuwachtig toen we in de buurt kwamen; zandwolken kwamen van het rif af. Er zwommen twee erg grote en oude, de lichamen zagen er wat verweerd uit, longspade batfish voorbij, de grootste die ik ooit zag. Emperor angelfish waren er ook in grote getale; aan het einde volgde een erg mooie koraaltuin. Dieper in het kanaal, voor we richting die koraaltuin zwommen, hoorde ik weer walvissen. Een 8.
Vol verwachting voeren we de Straat van Ombai op, op zoek naar de onderwaterberg “van Robert.” Deels vanwege de bestemming, deels vanwege de mogelijkheid op walvissen. Tussen Oost-Timor en Wetar is DE migratieroute van walvissen. Op weg naar de pinnacle werden we steeds uit koers geduwd. De kapitein paste de koers daarom aan, we voeren naar het midden van de zuidzijde in Wetar. Voordat we daar aankwamen, werden we kortstondig vergezeld door spinnerdolfijnen. Een aantal kwam naar de boeg, waar ik naar toe was gerend, verdween ineens. De grotere groep had waarschijnlijk andere plannen, zwom in de richting waar wij vandaan kwamen. Niet veel later, ik had de walvisjacht weer op me genomen, kwam een grote dolfijnsoort voorbij. Welke soort kon ik niet goed zien, tuimelaars of misschien wel grienden, de zee werd steeds onstuimiger.
Na dik vijf uren varen vanaf Liran, kwamen we aan bij een prachtig strand, rotsen die hoog uit zee staken met daarin grotten; dit leek een ideale plek om te duiken. De eerste twee minuten waren veelbelovend; twee zeeschildpadden en een grijze rifhaai. Die laatste had Robert niet gezien, die zwom vlak achter hem, alleen had hij ineens voorgenomen de diepte in te gaan, ging er vandoor. Ik zag daar weinig, bleef bij de rest van de groep. De stroming voerde ons langzaam westwaarts langs grote muren vol leven. Af en toe werden we omhoog geduwd door de stroming, dan weer naar beneden, vergeleken met Alor een peulenschilletje. Aan het einde zag ik nog een grote Napoleonbaars; kon hem niet lang volgen want ging anders over mijn limieten. De walvisgeluiden waren te horen, je moest er wel voor stoppen met in- of uitademen. Zoals op de eerdere duiken waar ik ze hoorde waren ze ver weg, heel ver weg. Een 8.
Het was lastig uit het water komen, de golven werden steeds wat hoger. Van de dinghi op de boot komen was een nog grotere uitdaging. Eenmaal op de boot voeren we meteen weg; in alsmaar groeiende golven. De boot klapte op en neer, slingerde heen en weer, er is weinig wat niet is omgevallen. Zo is mijn duiklogboek voorzien van een flinke laag chilisaus, heeft de popcornmachine meerdere klappen overleefd en zijn er door menigeen zeeziektepillen ingenomen. Het avondeten was geïmproviseerd, de keuken lag overhoop. De meesten hadden zich al teruggetrokken in de kamers, waar de boot nog het minste wiebelde. Het werd een lange tocht over woelige baren.
Bij het ochtendgloren stond ik op met flink wat spierpijn, normaliter al een draaikont in bed, zal ik gecompenseerd hebben voor het gerol van de boot. We waren in rustig vaarwater beland, tot mijn grote plezier kon ik de zonsopkomst nog meepikken. En dat die zon langzaam aan opkwam boven The Forgotten Islands stemde nog vrolijker. Alleen de naam al....
Ik moet bekennen dat ik er nog nooit van had gehoord tot vorig jaar, een vrijwel onaangetaste eilandengroep, waar bijna niemand komt en de riffen grandioos moeten zijn. Omdat het zo ver weg ligt van de duikhotspots, kost het een aardige knaak hier te geraken. In het kort: er komt geen (zee)hond. Het anker ging neer voor Pulau Nyata, een prachtige groene parel met witte stranden.
Met de dinghi voeren we naar de zuidoostzijde van Nyata, hier ligt het kanaal tussen dit eiland en het veel grotere Pulau Romang. Het is lang geleden dat ik in zulk helder water heb gedoken; het zicht was minimaal 50 meter. En wanneer ik voor de laatste keer zo’n uitstekend rifsysteem heb gezien kan ik me niet heugen. Hoge muren die uit de diepte oprijzen, het diepste punt in het kanaal is zo’n 300m, tot een diepte van 10 tot 5m. En op die plekken staan mooie koralen, waaiers, anemonen in de meest kleurrijke en diverse verschijningen. De hoge muren zijn er ook mee bezaaid. Gigantisch veel vis, enorm veel soorten. De koude stroming die uit de diepte kwam, zorgde op een meter of 30 diepte voor een heerlijke verkoeling; het was 33 graden die dag. Tijdens de safety stop bedacht ik me dat er geen enkel stuk vuil in mijn oogveld was verschijnen, behoorlijk uniek. Toen ik eruit ging dreef op een meter of vijf diepte een stuk plastic onder me door. Met mijn onderwatercamera heb ik geprobeerd de grandeur van deze zeer bijzondere plek vast te leggen, dat is niet gelukt. In mijn geheugen staat voor altijd gegrift: een 10.
Datzelfde cijfer gaf ik de volgende duik aan de westzijde van Nyata; eerst volgde nog een kleine excursie naar Nyata. Sommigen gingen met de dinghi, een aantal anderen, waaronder ‘yours truly’ snorkelde er heen. Niet dat alle snorkelaars alles zagen, gezamenlijk troffen we een zwartpuntrifhaai, grote barracuda, hondstandtonijn, grote papegaaivissen, een Napoleonbaars en een zeeslang. Niet slecht voor een kleine snorkelsessie. Voet aan land zetten ging moeizaam met het scherpe koraal, dat het eb was maakte het er niet gemakkelijker op: het rif waar je over heen moest was een stuk langer. Het zand voelde aangenaam tussen de tenen, het was wel erg heet. 33 graden in de schaduw, er was alleen geen schaduw. Ja, in de boomrand, alleen was degene die ik had gevraagd mijn schoenen en camera mee te nemen, niet van plan zijn voeten open te halen aan het koraal. Mijn tas met spullen was daarom met hem teruggekeerd naar de Ratu Pelangi. Om op blote voeten op zoek te gaan naar vogels, slangen en hagedissen leek me niet zo’n strak plan. Na een kort verblijf op Natya snorkelde ik met Patrik terug, de overigen gingen met de dinghi. We maakten ons meteen op voor de volgende duik. Op weg naar die locatie zag Rafly in de verte dolfijnen, ze kwamen niet in de buurt.
Grote muren vol leven; wel iets minder vis, alleen kan je je afvragen wat het verschil is tussen ontelbaar en iets minder ontelbaar. Een grote hondstandtonijn zwom recht op me af en vlak over me heen. Toen hij dat deed opende hij zijn kieuwen en bek, precies boven mijn camera sloot hij zijn bek, ik hoorde de kaken op elkaar klappen. Het machtige dier zwom rustig verder. Niet veel later zou hij me weer passeren. Een adelaarsrog kwam onze kant op, ik was al aan het filmen geslagen. Rafly sloeg met zijn tankbanger om de anderen er op te attenderen, de adelaarsrog schrok er zo van dat die met hoge snelheid over het rif weg schoot; we hebben hem niet meer gezien. Een pickhandle barracuda stal ook nog de show, voordat we in een koraaltuin van alleen maar harde koralen kwamen, gevolgd door een koraaltuin met zachte koralen. We troffen hier meerdere resten van kreeften aan. In een geval ging het om vervelling, een al erg grote kreeft ging van XL naar XXL, in twee andere gevallen was niet duidelijk wat ze had omgebracht. Mensen nemen hele kreeften mee: deze lagen er wel heel netjes bij met zijn tweeën naast elkaar. Als laatste keek ik weer in de bizarre ogen van een schorpioenvis. Zoals al aangegeven, een 10.
Na de duik konden we vanaf de boot van alles in het water zien. Een marlijn, mobula en zeeschildpad verschenen kortstonds in de buurt van de boot. Het water smeekte me om er weer in te gaan. Helapidaka (helaas pindakaas) stonden we op het punt weg te varen naar onze volgende bestemming; het bezoek aan The Forgotten Islands was kort maar krachtig. Het smaakt absoluut naar meer; nog een bestemming op mijn steeds groter wordende wensenlijst.
Bij het volgende ochtendgloren kwamen we uit bij Pulau Damar, een eiland met twee dorpjes rondom een baai. Die baai is het restant van een gigantische vulkaanuitbarsting, de heuvels zijn de kraterrand. Een van die heuvels zal de status van berg, hoger dan 500m, inmiddels bemachtigd hebben: er groeit een nieuwe vulkaan die boven het groene eiland uit torent. Uit de vulkaan stijgen meerdere rookgordijnen op; bij de uitlaten liggen velden vol zwavel. Deze vulkaan prikkelt, naast de verbeelding, de neusgaten.
De eerste duik deden we aan de oostzijde van het eiland, niet ver van de baai, aan de voet van de vulkaan. Onder water zagen we geen vulkanische bubbels, wel veel vis en koraal op prachtige muren. Een bladschorpioenvis (mogelijk een slechte vertaling van scorpion leaffish), een aantal pickhandle barracuda’s en een nieuwsgierige hondstandtonijn, hij scheerde meerdere malen vlak langs me, vormden mooie herinneringen. Nog nieuwsgieriger dan de tonijn was een erg grote ‘map pufferfish.’ Deze zwom zo’n 20 meter onder me, zijn ogen al op me gericht, kwam omhoog, draaide langszij voor mijn camera en verdween weer de diepte in. De koraaltuinen bovenaan het rif oogden heel erg gezond. Een 9.
De tweede duik deden we na een stop de baai. Iemand, mogelijkerwijs meerdere iemanden, namen het niet zo nauw met de huisregels wat betreft watergebruik. Eén korte douchebeurt per dag. Na een dag hadden we nog maar douchewater voor hooguit twee dagen, we moest er zes in totaal. We zouden aanmeren voor nieuw water, alleen was het eb en konden we niet aan de pier aanleggen. Onverrichter zake en met flink wat oponthoud voeren we uit naar de zuidzijde van het eiland. We zouden oversteken naar een ander eiland. Alleen was dat enkeltje 1 ½ uur en we moesten dan weer terug naar de haven voor het water aanvullen. Door het tijdverlies en het verwachte tijdverlies werd het plan aangepast: we doken aan de zuidzijde van Damar zelf.
Het eerste kwartier vroeg ik me af waarom we er hier in waren gegaan. Er viel nauwelijks iets te zien op een grote kale vlakte vol afgebrokkeld koraal. Een gobi zat voor zijn holletje, dat gegraven was door een gele garnaal met witte scharen. Dit prachtige wezentje hield het gat goed schoon. Toen we westwaarts geen verandering zagen, besloten we om te draaien en oostwaarts te zwemmen. We werden beloond met een prachtige koraaltuin; hebben hier lang onze ogen uitgekeken. Een 7.
Op de dinghi geklommen zat ik voorop en keek om me heen. Walvissen had ik onder water niet gehoord, het kwam dan ook als complete verrassing dat een bultrug een paar honderd meter voor ons uit het water sprong en een grote plons maakte. Ik was de enige die het zag; ik dirigeerde de dinghi richting de plek waar de walvis ongeveer moest zijn. De anderen op de dinghi, naast gids Rafly, konden het niet geloven. De gezichten van Stephen, Claire en Elena lichtten op, terwijl ik samen met Rafly keek waar we heen moesten varen. De buitenboordmotor werd wat tandjes lager gezet, daarna helemaal uit. Ik had mijn snorkel al uit mijn BCD gehaald, masker op en mijn vinnen aan. De bultrug kwam binnen 50-60 meter langs de dinghi gezwommen. Het bleken er twee. We hoopten dat ze in de buurt bleven, alleen na een minuut of tien gaven we het op: we hebben ze niet meer gezien, zelfs niet in de verte aan de horizon. Op de boot had iedereen me alweer in de gaten gehouden: “waarom varen ze uit? Michael heeft zijn vinnen aan, heeft hij weer iets gezien?” Het was ze al opgevallen dat ik alles zie, zowel boven als onder water. Met een aantal dikke glimlachen voeren we terug naar de haven, onderweg nog meerdere groepen dolfijnen spottend, voor het aanvullen van de watervoorraad. Dit duurde uren langer dan verwacht, we voeren pas uit toen het donker was. Die avond was ik niet helemaal in mijn hum; ben vroeg gaan slapen.
Ergens in de nacht voeren we voorbij een, hoe kan het ook anders, een vulkanisch eiland. De cruise is niet voor niets “The Ring of Fire” gedoopt. Een aantal uren voorbij de vulkaan kwamen we aan bij het illuster klinkende Nil Desperandum. Dit is geen eiland, het is een rifsysteem. Deze toren komt vanuit duizend meter diepte op, ver verwijderd van de volgende zeebergen. Dit betekent over het algemeen dat dit een passeerstation is voor de grotere pelagische vissen. Er is hier van alles gezien; het hoofdnummer zijn de hamerhaaien. Geen zekerheid dat ze er zijn, noch dat je ze ziet, het idee dat ze er kunnen zijn maakt al heel wat los. Wat ook het een en ander losmaakte was een andere boot, het leek geen vissersboot, noch een live-aboard. Toch was het vreemd dat deze boot, als het geen van beide zou zijn, ‘in the middle of nowhere’ even een rif aan deed. Het vermoeden was toch dat ze vissers waren. Andere consternatie ontstond toen Robert een duikcheck deed en van een andere live-aboard, net aangekomen na ons, de Chinese gasten zich aan een walvishaai hadden vastgeklampt om mee te surfen op haar inspanningen. Robert maande ze te stoppen; dit leidde tot duw- en trekwerk. Ongelooflijk dat mensen die duiken dit doen; hoewel het met Chinezen bijna niet meer verbaasd. Deze gebeurtenissen zie en hoor je overal.
Onder water vonden we rust, gingen we op zoek naar hamerhaaien. Met onze groep daalden we naar grote diepten af: we zagen de hamerhaaien niet. Omhoog kijkend zagen we de schaduwen van andere duikers, die wel erg klein leken. Toen we langzaam aan weer omhoog kropen, zag ik recht onder me, op minimaal 60 meter diepte, ik was toen zelf op 40m diepte, de typerende zwembeweging van twee haaien. Welke het waren kon ik nog niet zien; al was het waarschijnlijk dat het hamerhaaien waren omdat ze in een groep zwommen. Ik daalde iets af en zag de kenmerkende koppen van hamerhaaien. En het waren er meer dan twee. Ik telde er vijftien en vermoed dat er voor aan de groep, die langzaam weg zwom, nog veel meer haaien zwommen. Sam, die ook in mijn duikgroep zat die dag, zag er één, de rest met Patrik, Robert en Marion geen. Omdat we niet meer naar de diepte mochten afzakken, raakte de school hamerhaaien snel uit zicht. Op de weg omhoog maakten de zeer steile rifwand geweldig veel indruk. Zelden zie je zoveel vis op een rif. Dit is een van de mooiste locaties waar ik ooit heb gedoken. Of daar over een aantal jaar nog iets van over is, is de vraag. De reden van aanwezigheid van de verdachte boot werd ineens pijnlijk duidelijk. Drie knallen volgden kort na elkaar. Volkomen illegaal in dit land, de overheid kraait er niet naar: zelfs hier wordt met dynamiet gevist door luie vissers. Dit kan niet alleen voor het onderwaterleven een dodelijke afloop hebben, als duiker kan dat dezelfde uitkomst hebben. Ik was woest en na een zelfde ervaring 3 ½ jaar terug bij Moyo, was ik vastberaden de vissers te confronteren. Alleen moest er nog wat “ontgast” worden, de opgebouwde stikstoffen afbreken tot een acceptabel niveau. Boven het rif zwom er zoveel vis dat je soms zelfs je mededuikers van de groep niet meer zag. Een dikke 10.
Toen we uit het water waren was de boot nergens meer te bekennen. De vreugde over het zien van vijftien hamerhaaien begon te overheersen; Sam had er eentje gezien en Jas had er vijf gezien. Meteen na de duik volgde het ontbijt en waren er meerderen die met mij mee wilden duiken. Dat zou niet gebeuren: de groepssamenstelling bleef hetzelfde. Dan maar hopen dat we de zeldzaamheden op de tweede duik zouden zien.
Bij het te water gaan daalden we snel af naar beneden. Ik zag van de andere groep, degene waar ik normaliter in zit, Rafly wild gebaren en hoorde hem op zijn tank slaan. Waar hij naar wees was niet duidelijk; al zou daar snel verandering in komen. Een hamerhaai kwam recht op mijn groep af. Zo groot had ik de hamerhaai nog niet gezien: vroeg me af met welk van de twee bestaande soorten het ging. Het leek mij te groot voor de kaphamerhaai (scalloped hamerhead), waarvan ik er al duizenden heb gezien bij Galapagos, zeker was ik er niet van. Het dier maakte een grote cirkel om ons heen en verdween in het blauw. Robert maakte een geluid en wees naar beneden: daar zwom wat zeker een kaphamerhaai was. We hadden deze duik een maximum diepte van 45 meter, de grootste hamerhaai hield zich keurig aan ons duikplan! :-)
We werkten onszelf weer op naar de top van het rif, de muren nog mooier dan de vorige duik. En zonder explosies had ik beter oog wat er zich allemaal afspeelde. En toen ik de taferelen zag, herinnerde ik me dat ik het meeste op de eerste duik al had gezien, de explosies hadden me dermate afgeleid. Grote geelvintonijnen, hondstandtonijnen, rainbow runners, kornetvissen, Napoleonbaarsen, bonito’s, makrelen en honderd andere soorten. Teveel om te registreren in je bovenkamer, met of zonder explosies. Het zal niet verbazen dat dit weer een dikke 10 was.
Uit het water bleek dat het gros van de gasten in ieder geval één hamerhaai had gezien. De enige groep die dat niet had gedaan, had een andere zeldzame bonus: de oceanische witpunthaai, niet te verwarren met de witpuntrifhaai. De sfeer op de boot was erg goed, iedereen erg opgelaten. Het zou nog uren duren voor we de foto’s en beelden terug zouden zien. Met behulp van foto’s van Sam, die druk aan de slag moest om de beelden duidelijk te maken, konden we de eerste hamerhaai identificeren. Het heeft ruim 260 duiken geduurd: ik heb eindelijk mijn eerste grote hamerhaai te pakken. Hij is groter dan de kaphamerhaai en heeft een andere rugvin. Dingen die ik onder water al gezien dacht te hebben, zeker weten deed ik het nog niet tot we de beelden analyseerden. We waren meteen na de duik al richting onze volgende bestemming uitgevaren: een overtocht van dik vijftien uur. Deze bestemming is wederom een vulkaaneiland en deze is omgeven door zeeslangen, duizenden zeeslangen. Ik zat zoals gewoonlijk weer op de uitkijk voor walvissen, ondertussen benaderde Robert me om te zeggen dat ik zoveel zie, dat ze me een positie op de boot willen geven. Niet veel later spotten we een groep dolfijnachtigen en dan wel een van de grootste soorten. Ferry riep dat het om grienden (pilot whales) ging, naarmate ze dichterbij kwamen was ik er steeds meer van overtuigd dat het ‘false killer whales’ (ik ken de Nederlandse naam niet) waren. Het waarnemen van de ronde koppen, de dichtstbijzijnde zwom hooguit 25 meter voor onze boot voorbij, gaf de doorslag. ‘False killer whales!’
-
02 November 2018 - 10:46
Wilma :
Zoals je het beschrijft is het een echte ontdekkingsreis! Blijf genieten.
Xx
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley