Arequipa, El Misti en Juanita, the ice maiden
Door: Michael van Doorn
Blijf op de hoogte en volg Michael
24 November 2016 | Peru, Arequipa
Ergens gedurende mijn ijlen, werd ik wakker. Het zal half een ’s nachts zijn geweest. Ik stuurde Fridolin een bericht dat ik niet mee de bontgekleurde berg op zou gaan. Hoewel ik had uitgekeken naar de klim naar iets meer dan 5.000m (5.035m op precies te zijn), was ik er niet toe in staat. Die donderdag was ik nog zieker dan de dag ervoor. Het riedeltje voor de dag was slapen, eten, slapen, eten, slapen, eten en eindigend met slapen. Ergens tussendoor nog een keer een Inka-massage gehad. Deze was nog pijnlijker dan de dag ervoor; toen ik van de tafel stapte had ik echter geen centje pijn meer. Ziek was ik nog wel. Die avond zou ik met drie van mijn nieuwe Franse vrienden, Alexandre, Camille en Samuel, naar Arequipa gaan. Camille en Alexandre waren echter laat terug van Rainbow Mountain, Samuel was ook niet gegaan vanwege ziekte. De bus naar Arequipa zouden we de volgende dag pakken.
De busrit zou een uur of tien duren, het werden er ruim twaalf. We reden van Cuzco naar het zuiden, langzaam aan steeds hoger. Hier hadden we geen erg in, het leek alsof we langzaam aan afdaalden. Af en toe kijken op mijn hoogtemeter gaf wat anders aan. Buiten Cuzco zagen we nog wel wat ruïnes, hoe verder weg hoe minder oude nederzettingen. We reden op ruim 4.000m hoogte, door een woestijn met in de verte bergtoppen. De ene was bedekt met sneeuw, anderen die nog hoger waren niet. Ik wees aan dat ik in een rivier flamingo’s zag. De Fransen lachten me uit, flamingo’s in de Andes, gekke Hollander. Niet veel later moesten ze er toch op terug komen, er waren veel groepjes te zien. Het hoogste punt wat we bereikten was 4.650m. Toen we over de kam zagen, zagen we een groot meer. Pas na de rit zouden we uitvinden dat dit het Titicaca-meer was. We stopten in, wat ik misschien wel de meest lelijke plaats die ik ooit zag vond, Juliaca. Van hier reden we verder naar Arequipa. In de buurt van Arequipa, de stad met een miljoen inwoners, zagen we de stad nog niet. Er liggen hoge bergen, vulkanen eigenlijk, tussen de snelweg en de stad. De Chicani (6.075m) en de Misti (5.822m) torenen boven Arequipa uit. We zagen vanuit de bus een schitterende zonsondergang, met dieprode kleuren, baalden dat we een paar uur vertraging hadden. Toen we in Arequipa kwamen was het pikkedonker. Met een taxi werden we bij Plaza de Armas, elk hoofdplein in een stad heeft deze naam, afgezet. Een schitterend plein met oude koloniale bouwwerken, zoals een kathedraal. Vanaf hier gingen we op zoek naar een hostel. We vonden al snel Inka Roots. Na snel een hapje gegeten te hebben, ging het gezelschap slapen.
Het ontbijt werd genoten op het dakterras, het heeft een heel fraai uitzicht over de stad, de vulkanen zijn de highlights. De zaterdag werd gebruikt om te kijken wat we gingen doen. Zouden we de Misti gaan beklimmen, of toch de iets hoger Chichani? We liepen van bureau naar bureau, op een gegeven moment, opgesplitst. De prijs die we in het hostel zelf hadden gekregen, was de beste. Zeker ook omdat het meeste bij de prijs in was begrepen. Dat bleek bij de meeste bureautjes wel anders. Onkundige medewerkers, bewust dingen net wat verdraaid vertellen, het is je bij deze geadviseerd: doorvragen over wat er wel en niet bij in zit. Voor die avond maakten we een afspraak bij Ivan, waarmee ons hostel ons in contact bracht.
Voor het zover was, hadden we nog een middag. Ik had me niet heel erg ingelezen over Arequipa; de Fransen wisten me te vertellen over een cursus chocolade maken. Het klonk me als een leuke activiteit, afwijkend van wat ik standaard doe. Ik zou geen spijt krijgen van de aanmelding. Schuin tegenover Inka Roots, zit Chaqchao, een chocoladefabriek. Verwacht niet de pracht en praal van Sjakie en de Chocoladefabriek, of een gekke eigenaar. Het is er klein, in een koloniaal pand, ademt een gezellige sfeer uit. Het ruikt er ook heerlijk naar cacao, de monden beginnen te wateren bij binnenkomst. We werden verwelkomd door Adrian, een chef die op meerdere plekken in Amerika (Zuid- en Noord-) gestudeerd heeft, een master chef in chocola. We leerden de drie families cacaobonen kennen, in Peru en Bolivia maken ze DE cacaoboon: de Criollo. Slechts 1% van de wereldwijde cacaoproductie bestaat uit de Criollo. Andere soorten zijn de Trinitario (een hybride) en de Forestero. De Criollo is het summum. Relatief zeldzaam en duur. We leerden over de geschiedenis het rijpings- en drogingproces, het fermenteren. Echte chocola kan je onbeperkt eten, je zou er heel oud mee worden. Het was een goddelijk drankje wat alleen de koning, priesters en hooggeborenen mochten drinken. De Spaanse veroveraar, gezien als de nieuwe koning, kreeg het drankje in de schoot geworpen. Het smaakte Pizarro goed en importeerde het naar Spanje. In Europa is er van alles gedaan om het monopolie van Spanje te doorbreken. Nederlanders (Van Houten), Belgen, Italianen, Fransen, ze wilden allemaal wat in de melk te brokkelen hebben. We hebben echte chocomel geproefd, geleerd wat wel chocola mag heten en niet, de voorwaarden waaraan chocola moet voldoen. De vuistregel: als er een hele bijsluiter op je chocoladereep zit, is het geen chocola. We hebben zelf chocolaatjes gemaakt, alvorens we aan een test onderworpen werden. Adrian legde ons, een groep van Australische artsen-in-opleiding, de Franse amis en mij, vijf stukjes chocola voor. We moesten er aan ruiken, proeven en dan zeggen of het een echte chocola was of een nepper. Tevens moesten we het cacao-percentage aangeven. We hadden bijna allemaal goed welke wel en welke niet chocola was. Met de percentages cacao zaten we ook in de buurt. Alleen een Australische had een nepchocola als haar favoriet benoemd. De cursus zou 2 ½ uur duren, na ruim 3 ½ uur stapten we naar buiten. Het was echt heel leuk om te doen. Of mijn chocolaatjes Nederland zullen redden, is de vraag.
Door de uitloop van de cursus, waren we te laat voor onze afspraak bij Ivan. We snelden ons naar zijn pand. Hier ging deze ervaren bergbeklimmer heel minutieus ons materiaal na. Wat we niet hadden zou hij aanvullen. We kregen er een goed gevoel bij, na alle kwakzalvers die we eerder die dag spraken. Na een uurtje waren de checklists afgewerkt, de spullen klaargezet.
Op zondagochtend werden we om 07:00u opgehaald. Vlak daarvoor bij het ontbijt, kwam er een kolibrie voorbij gevlogen, van bloem naar bloem op het dakterras. Dit was bijzonder, hoewel de duiven die letterlijk de tafel bezetten, toch ook een grappige herinnering zijn. Kike bracht ons naar de shop. Russ, onze gids, en Ivan keken nog een laatste keer alles na. Ady, een Israelier, stelde zich voor. Die had zich last-minute nog gemeld om mee te gaan. We reden naar het startpunt, het was vroeg op de ochtend al heel heet. We begonnen op 3.400m hoogte, om te klimmen naar het basiskamp op 4.500m hoogte. Deze klim was niet heel zwaar, met de warmte bovenmatig inspannen, was niet verstandig. Russ gaf het tempo aan. We stopten kort, om de 20 minuten. In een uur of vier waren we al op het basiskamp. Vanaf hier hadden we een mooi uitzicht over Arequipa. Ik ontwaarde regelmatig grote zandwervels. In een geval was deze minimaal een kilometer hoog. Later zouden we allen nog een zandstorm boven een zoutvlakte zien, de hele zoutvlakte werd aan het hoog onttrokken. Ik sprak veel met Ady, terwijl Russ zich bekommerde over ons lunch/diner. Een paar uur voor de zon onderging, genoten we deze al. Een adelaar kwam vlak over ons gevlogen, draaide wat rondes alvorens deze verder vloog. De zonsondergang was begonnen. Een fraaie ondergang, doordat er geen wolken waren niet heel spectaculair. Omdat er geen wolken waren zou het erg koud worden die nacht. De kou liet zich al voelen toen de zon niet eens onder was. In de nacht hielp de slaapzak die tot minus 15 graden bestendig was, nauwelijks. De wind beukte tegen de tenten, een goede nachtrust was het niet. Ik vraag me nog steeds af of je technisch gezien wel van een nachtrust mag spreken, indien je om 01:00u wakker gemaakt om aan de tocht naar de top te beginnen.
Het aankleedritueel, met drie broeklagen en vijf bovenlagen, duurde welgeteld 23 minuten. Toen mijn tentgenoot Camille en ik de tent uit stapten, dachten we even op de Noordpool beland te zijn. Russ was bezig ons ontbijt te maken. Het typisch Peruviaanse ontbijt; coca-thee, twee pita-achtige broodjes en jam. Hoewel het de eerste uren nog makkelijk ging, was de klim niet prettig. We stopten veel. Ady vond het voetje voor voetje omhoog gaan niet veel, hij was beter in klimmen. Alleen dat met zulke krachtsmijterij je erg snel moe wordt, wilde hij pas veel later onderkennen. Toen ik licht begon te zweten, heb ik me ontdaan van een broek en twee lagen bovenkleding. Beter het ietsje te koud hebben, dan te warm. De vochtige warmte zou maar tijdelijk warm blijven. Onderweg betrapte ik mezelf wel meer op inzichten, die ik in het leger heb opgedaan. Tot 5.300m had ik nergens last van. Ik keek regelmatig op mijn hartslagmeter, benieuwd naar hoe inspannend mijn lijf het vond. Ik voelde me goed, mijn gemiddelde hartslag lag rond de 100. Op deze manier zou het een hele makkelijke beklimming worden. Met een eventuele omslag, had ik dan ook geen rekening gehouden. Toch kwam deze. Niet ineens, langzaam aan begon ik wat meer te transpireren, de ademhaling werd wat lastiger, mijn hartslag ging met grotere stappen omhoog en een lichte hoofdpijn stak de kop op. We liepen wat langzamer omhoog; Ady waren we inmiddels al kwijtgeraakt. Camille en Samuel namen het voortouw, Alexandre en ik volgden, de afstand tussen ons werd steeds wat groter. Het voetje-voor-voetje-principe hielden we aan, zodra mijn hartslag in sprintmodus zat, stopten we. In het begin om de 50 meter, toen we op 5.600m waren om de 10 meter. We waren duizelig, misselijk en de hoofdpijn beukte stevig. Dat ik ook nog niet helemaal hersteld was van mijn verkoudheid, heeft niet geholpen. Ik had voordat deze perikelen begonnen er al niet heel veel lol in, mede ook omdat ieder stapje vooruit soms volgde door een half of heel stapje achteruit. Je klimt omhoog over allemaal vulkaanas en –gruis, een verhard pad vond je niet. De hoogteziekte deed het kleine beetje plezier tot ver in de min uitschieten.
Alexandre en ik spraken steeds een nieuw punt af, waar we ons op richtten om er te geraken. Meestal was dat een markante steen die niet te ver weg lag. Met hoogteziekte is niet ver, heel ver. Soms deden we er meerdere etappes over, met pauzes er tussen, om 50 meter verderop te geraken. Er leek geen eind aan te komen deze martelgang omhoog. Wat me op de been hield weet ik nog steeds niet. Ik was niet vastbesloten de top te halen, ik had er echt geen plezier in. Misschien is het zo dat het verhaal over de natuur van de man, die altijd een steen omhoog de berg op moet rollen, waar is. Op 5.700m haakte Alexandre af. Ik ging het toch nog even proberen. Misschien kwam het doordat ik de top zag, waar o.a. Camille en Samuel stonden, het laatste stuk voelde net wat makkelijker. Stapje voor stapje kwam ik dichterbij, stopte onderweg nog een keer of vijf. Russ en mijn Franse vrienden moedigden me aan. Toen ik vlakbij was, trok Samuel met zijn voet een streep, de finish was in zicht. Na een uur of zeven afzien, liep ik gesloopt over de streep. Het was eerder zwalken, ik kon nog net mij balans bewaren. Terwijl mijn hoofd flink aan het tollen was, kreeg ik van de drie man een high five. 5.822m hoogte, een topprestatie, ook als je de top niet gehaald had. Van een van de twee Spanjaarden die ook op de top waren, kreeg ik een flesje bier aangereikt. “No, no beer, I am going to throw up!” Dat gebeurde niet, dit gevoel hield nog ruim een uur aan. Na op de top de nodige foto's te hebben genomen, ging Russ ons nog voor om door de krater beneden te lopen. Het is er erg mooi, ook hier was het een martelgang voor me. Toen ik langs een van de caldera’s liep, waar de zwaveldampen uit komen, voelde ik me nog slechter. Ik zwalkte weg bij de vulkaanrand, ik wilde weer gaan afdalen.
De weg naar beneden zou een stuk gemakkelijker worden, dan de weg omhoog. Naar beneden mochten we namelijk van de vulkaanwand af glijden. Het as biedt een soort piste. Alexandre en Ady waren inmiddels weer aangesloten. Na drie kwartier afdalen, kwamen we uit bij het basiskamp. De misselijkheid en duizeligheid waren verdwenen, de hoofdpijn denderde onverwijld door. We pakten de slaapzakken, slaapmatjes en tenten in. Na een uurtje begonnen we aan de verdere afdaling. Het eerste stuk konden we weer over een piste vrij rap naar het dal. Het laatste stuk duurde anderhalf uur. Na de koude die nacht en ochtend, op de top was het ietwat fris, brandde de zon fel op onze huiden. We waren er aan toe om ons op te frissen, nog meer behoefte hadden we aan schaduw. De zon stond recht boven ons, het zou nog een uur duren voor Kike met de jeep verscheen. Dankzij Ady heb ik een verkoelende doek om me heen kunnen slaan. Bij de shop aangekomen, leverden we in wat niet van ons was en namen afscheid van Russ. We liepen terug naar Inka Roots, de rest van de dag stond in het teken van aansterken. Dat lukte niet erg goed: de verkoudheid, die ik nog steeds mee torste, werd heviger. De volgende dagen zou ik er last van houden.
De voorgenomen rustdag heb ik besteed aan een goed eetpatroon. Sinds kort weet ik dat chocola onderdeel is van een goed dieet: vandaar dat ik dagelijks bij Chaqchao te vinden was. Ik werkte hier aan reisverslagen, genietend van een goede koffie, chocomel en/of gebak. Worteltaart, cheese cake, choco-amandeltaart, de allerlekkerste was de choco-banaantaart. Samuel en Camille besloten naar Puno te gaan. Dit ligt bij het Titicaca-meer; je kan er de rieten eilanden bezoeken en slapen. Ze zouden vervolgens naar Bolivia gaan om een berg van ruim zes kilometer hoog te beklimmen. Alexandre, die net als ik nog steeds op krachten aan het komen was, had geen trek in nog een beklimming. Hij besloot achter te blijven in Arequipa, zijn vrienden later te volgen. Toen de twee berggeiten vertrokken waren, ben ik met Alexandre naar het nonnenklooster van Santa Catalina gegaan. Het is een klooster gesticht in de zestiende eeuw door een weduwe. Door de eeuwen heen is het klooster gegroeid, soms (deels) afgebroken door hevige aardbevingen, tot zijn huidige vorm. Het is nog steeds in gebruik, er huizen nog veertien nonnen. De gids legde ons de geschiedenis van het klooster uit. In vier jaar moesten de nonnen-in-opleiding allerlei fases door, om uiteindelijk trouw te zweren aan De Heer. Toch was het gebruikelijk dit na een jaar te doen, de kortst mogelijke termijn. Dit gaf de nonnen namelijk wat meer vrijheid. Meestal had je weinig keus om non te worden. Het was gebruikelijk dat rijke families grof betaalden om een van hun dochters non te laten worden. We kregen de woonruimtes te zien, de ene non had het beter dan de ander. Personeel dat voor de nonnen zorgde was er ook, mits de familie die verschafte. In de 19e eeuw is er een streep gegaan door dit soort luxe, toen een nieuwe paus aantrad. Het complex is een stad binnen een stad, met kerken, parkjes, tuintjes en gekleurd in blauw, rood en wit. In een van de ruimtes ligt een oude waterput, gebruikt als wensput. Hier heb ik een dankwoord en wens voor mijn oma gedaan.
Op donderdagochtend vertrok Alexandre, zijn vrienden volgend. Omdat ik nog niet hersteld was, heb ik die dag weer gerust. Ik heb nog een rondje gelopen door het oude centrum en natuurlijk Chaqchao aangedaan. ’s Middags ging ik nog naar het museum waar Juanita, de ijsmaagd ligt. Er liggen meerdere offers aan de goden, die gevonden zijn op berg- en vulkaantoppen; er wordt er een tegelijk tentoongesteld. Juanita is een mummie van een meisje die in 1995 gevonden is op de Ampato-vulkaan (6.370m hoog). Door de uitbarsting van een vulkaan naast Ampato, smolt sneeuw en is de mummie gevonden. We kregen een film te zien over de vondst en de expeditie een paar maanden later om haar op te halen. Daarna vertelde de gids over rituelen, terwijl hij wees naar vitrines. Hierin liggen voorwerpen die gevonden zijn op verschillende plekken. Beeldjes, aardewerk, kleden en kleding. Er bleken ook mummies gevonden te zijn op de Misti. Op een plek in de caldera waar ik langs gelopen heb. Tenslotte kregen we de mummie van Juanita te zien. Het hele ritueel, waarbij de Inka’s op sandalen en normaal gewaad de vulkaan beklommen, kwam tot leven. Juanita is geofferd om haar eigen volk van verdoemenis te helpen. Zij ligt in een koelcel van minus twintig, het verhaal van haar volk en zichzelf levend houdend.
Gedurende dag heb ik afgezien van mijn plannen door de Colca Canyon te lopen. Hier zou ik, met vervoer en een dag speelruimte/rust na de activiteit drie dagen aan kwijt zijn. Dat zou me dan nog zes dagen geven voor ik terug wilde zijn in Lima. Aangezien ik onderweg van Arequipa naar Lima plannen had om meerdere steden aan te doen, leek me dat een prima keuze. Hoewel nog niet beter, besloot ik de nachtbus van donderdag te nemen naar Nazca. Vrijdagochtend, na een rit van tien uur, kwam ik in deze woestijnplaats aan.
-
29 November 2016 - 19:15
Wilma :
Hallo Michael, wat schrijf je toch mooi. Ik ging met je, voetje voor voetje, de berg op. Ik kreeg het ook lichtelijk benauwd. Bij het afdalen kwamen herinneringen boven aan mijn afdaling vanaf de Etna. Die was echter maar 3350 meter.
Take care.
Dikke kus.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley