Rapa Nui - Resurrection?!
Door: Michael van Doorn
Blijf op de hoogte en volg Michael
07 November 2016 | Chili, Paaseiland
Op weg van de ene droombestemming naar de andere droombestemming: van Frans-Polynesië naar Paaseiland, of zoals door de Polynesiërs genoemd: Rapa Nui. Na een vlucht van vierenhalf uur, in de meest oncomfortabel zittende stoelen die ik heb meegemaakt, zette de Dreamliner de landing in. Ik keek uit het raam en zag een eiland opdoemen. Ik zat aan de linkerzijde en keek uit op verschillende vulkanen, een dorp en verder vlaktes vol gras en rotsen. Na de landing moest iedereen door de controle, ook de mensen die doorvlogen naar Chili. Rapa Nui is onderdeel van Chili. Vanuit het westen is dit eiland gekoloniseerd, waarschijnlijk vanuit de Markiezen in Frans-Polynesië. Veel genoemde tijdlijn daarvoor is de vierde eeuw, al zijn er recentere schattingen van de achtste en zelfs dertiende eeuw. De meeste studies, archeologisch, antropologisch, linguïstisch en genetisch, bevestigen de Polynesische oorsprong. Al is invloed vanuit Zuid-Amerika niet uitgesloten. Een van de redenen voor de reis die ik maak, is om deze connectie (Polynesië <–> Zuid-Amerika) met eigen ogen te aanschouwen. Er is ondanks studies ook veel giswerk, veel van de overleveringen zijn verloren gegaan. Stammenoorlogen en invloeden van buitenaf, zoals ziektes en Peruviaanse slavendrijvers, hebben hun tol geëist. In de tweede helft van de negentiende eeuw zijn de bewoners van Rapa Nui, de Rapanui bijna uitgestorven. Wat vandaag rest is een heel groot archeologisch domein en naarmate de tijd vordert, vorderen de inzichten of ontstaan nieuwe inzichten. Het hele eiland is een nationaal park. Het eiland is een driehoek, lijkt op een punt van een bijl vanuit de ruimte, iedere hoek van de driehoek is een uitgedoofde vulkaan. Tussen de vulkanen liggen allemaal kleinere calderas.
Na door de controle te zijn geraakt, meldde ik me bij Roger, een medewerker van Mihinoa. Mihinoa is de camping waar ik zes nachten zou verblijven. Met de andere gasten werden we eerst naar de bank gebracht, hier konden we pinnen. Dat was nogal een toer voor de meesten; de machines waren niet heel logisch geprogrammeerd. De locals die achter ons stonden waren erg geduldig, er kwam regelmatig een glimlachje van de gezichten. Op de camping aangekomen kregen we wat uitleg. Mijn onderkomen stond al. Ik had een tent gehuurd, met matje en slaapzak. Niet dat ik bijzonder luxe heb overnacht ergens, zo basic had ik het nog niet gedaan. Het weer was goed, een graad of 24. Ik ben meteen gaan wandelen naar een supermarkt, die bleek dicht. Bij een latere poging meer succes. Helemaal gewend aan de nieuwe valuta was ik niet, vond de rekening wel hoog voor wat water en nootjes. Dat zal komen omdat er veel geïmporteerd moet worden. Belasting lijken ze hier weer niet te kennen, of nauwelijks in ieder geval. Na het avondeten ben ik door Hanga Roa gewandeld, de hoofdstad. Al is dat een grote naam voor een dorp. Hanga Roa is formeel het enige bewoonde deel van Rapa Nui, al heb ik huizen gezien op andere plekken, zij het sporadisch. Heel Rapa Nui heeft ongeveer 4.500 inwoners. Er komen 150.000 toeristen per jaar. Ik kan dat aantal niet rijmen met de hoeveelheid vluchten die hier komen, de zeilboten per jaar nemen ook geen duizenden mensen mee.
Langs de kust lopend van Hanga Roa, zag ik in de verte Moai staan, verdeeld over drie Ahu (soort vereringsplaatsen). Dit moest Tahai zijn. Onderweg zag ik twee mensen snorkelen en een hond driftig kwispelend langs de kant staan. Hij keek naar het water, ik zocht waar hij naar keek. Een grote zeeschildpad kwam langzaam richting de kant gezwommen. Ineens sprong de hond naar voren en probeerde de zeeschildpad aan te vallen. De schildpad kwam in beweging en probeerde te ontkomen. Hij ging naar een dieper stuk en de hond gaf het gelukkig op. Ik liep verder langs de boulevard waar een aantal Moai stonden. Iets verderop was er een park met nog een paar Moai. Sommigen waren flink beschadigd, ze stonden allemaal overeind. Eenmaal bij Tahai, waar drie Ahus zijn met daarop verscheidede Moai, liep ik rond over het complex. Vergaapte me aan heilige complex met de beelden, terwijl de zon langzaam richting de horizon zakte. Ik vleide me in het gras en genoot van deze momenten. Er waren tientallen mensen, ik waande me alleen. De plek voelde energiek en tegelijk voelde het heel kalmerend. Na de zonsondergang ben ik met Holden en To, twee Koreanen die ook bij Mihinoa verbleven en tegelijk aangekomen met me, terug gelopen. We hadden het over onze reizen en werk. Zij werkten bij Samsung, goede banen maar werden niet vrolijk van de werkdruk en de impact op hun leven. Ze hebben allebei ontslag genomen en reizen een jaar samen de wereld rond.
Die avond ging ik de tent in, nadat ik naar een hemel vol sterren keek. Ik was erg moe en zat qua tijdsbeleving nog vijf tijdszones verder. Ik heb goed geslapen, ergens die nacht is het weer compleet omgeslagen. Toen ik wakker werd keiharde wind en stortregens, ik dacht er al over gedroomd te hebben. Het was echter werkelijkheid. Ik had van alles uitgedokterd om te gaan doen, zoals hiken, biken en paardrijden. Alleen was ik hier niet op voorbereid. Ik besloot de kat uit de boom te kijken. Het heeft woensdag non-stop geregend, soms zacht, vooral en vaak keihard. Ik ben nog even een rondje gelopen toen het wat zachter regende, om te kijken bij een Ahu bij een vissershaventje vlak bij de camping. Ik werd aangesproken door een meid die uit een duikshop kwam lopen. Of ik wilde duiken. Ik zei misschien, dat ik daarvoor niet naar Paaseiland gekomen was. Als ik tijd had en het weer zou opklaren wilde ik het nog wel eens overwegen. Twee dagen later zou het goed weer worden. Het was alweer de derde versie die ik hoorde, over hoe lang het zou blijven regenen. De meest pessimistische was tot en met zaterdag. De Ahu en zijn Moai bekeken en keerde weer terug naar het verblijf, wachtend op goed weer. Dat kwam niet; het was een hele saaie dag. Die nacht ging het geplens onverlet verder. Regelmatig klonk er onweer, de wind waaide hard, de golven beukten tegen de rotsen, nog geen vijftig meter van mijn tent. Een goede nachtrust was het niet.
De volgende ochtend stond ik op, met het idee dat ik niet weer zo’n dag moest hebben. Weer of geen weer, ik ga er op uit. Ik vroeg bij de receptie of ze me aan een auto konden helpen. Binnen een paar minuten werd ik opgehaald en werkte me door het gebruikelijke papierwerk. Ik huurde de auto 24 uur, de verkoper gaf hem 28 uur mee. Een kleine Suzuki met 4WD. Deze jeep, hoe klein ook (voldeed voor mezelf prima) leek me wat overbodig. Waarom er geen andere smaken waren dan terreinwagens, zou me nog duidelijk worden. Het eerste wat ik deed nadat ik de auto had was een toegangspas voor het eiland kopen. Het hele eiland is een nationaal park, op verscheidene punten kan je gecontroleerd worden. Voor 60 US Dollar, zo’n 55 Euro, heb je deze pas, die je voor je hele bezoek kan gebruiken. Goedkoper is het om in het Chileense valuta af te rekenen, 30.000 pesos, zo’n 42 Euro. Dat laatste heb ik dan ook gedaan.
Na het bemachtigen van de pas reed ik de Rano Kau op. Deze vulkaan ligt in het zuidwesten van het eiland, niet ver van Hanga Roa. Richting de top moest ik in de wacht, een kudde koeien kwam me tegemoet lopen over de weg. Een halve kilometer verder kwam ik aan op een uitzichtpunt, ik keek uit over het regenachtige eiland. De andere grote vulkanen kon ik niet zien. Ze waren aan het zicht onttrokken door de laaghangende bewolking. Ondanks dat waren de vergezichten mooi. Ik reed verder omhoog en kwam bij een ander uitzichtpunt. Dit keer niet van de vulkaan af, juist de vulkaan in. De caldera was bijna perfect rond, met een groot moerasachtige habitat in de krater. Dit is verboden terrein, het is beschermd natuurgebied. Er leven unieke planten, in het fragiele ecosysteem van de Rano Kau. Na wat heen en weer gelopen te hebben over de vulkaanrand, ben ik doorgereden naar het einde van de weg.
Hier is een klein museum, met buiten een kleine trail. Mijn kaartje werd hier gecontroleerd en ik moest mijn gegevens in een logboek opschrijven. Deze locatie, O Rongo, is een heilige plaats, die slechts een aantal weken in het voorjaar, werd gebruikt. Buiten over het pad lopend keek je over de blauwe zee. Ondanks de regen zag het water er helder uit. De track loopt langs petroglyphen, oude huizen, terrassen waar de sociale activiteiten plaats vonden. Het kijkt neer op een aantal kleine motus die naast Rapa Nui liggen. Hier huizen of huisden (indien uitgestorven) bijzondere vogels. De manutara, een heilige vogel voor de Rapanui, huist hier nog. Je treft deze vogel, de bonte stern, op veel petroglyphen. Een Moai was hier ooit te vinden, voor de Britten deze in 1868 ontvoerden en aan koningin Victoria presenteerden. Deze “Hoahakananai’a” (de gestolen vriend) staat nog steeds in het British Museum. Een kleinere moai, gevonden op een van de motus (net als in FP: kleine eilandjes), staat in een museum in Oxford, Engeland. Terwijl ik rond liep voelde ik veel rust in me, slechts verstoord door twee valken die elkaar aan het plagen waren. Een fregatvogel kwam ook boven de vulkaanrand uit gezweefd en stortte zich weer naar beneden. Ik keek nog naar een vervallen Ahu, daarna teruglopend naar de auto. Ik werd aangesproken door een Fransman die vroeg of hij mee mocht rijden naar Hanga Roa. Dat was prima, onderweg zou ik nog wel even stoppen bij een grot vol rotstekeningen. Er waren verscheidene manutaras te zien, wat andere tekeningen waren me niet helemaal duidelijk. Sommigen waren zo verweerd dat zelfs mijn fantasie er niets meer van kon maken.
Nadat ik de Fransman in het centrum af heb gezet, reed ik langs de westkust voorbij Tahai, waar ik de dag ervoor de zonsondergang bekeek. Hier trof ik de volgende Ahu, een tweetal eigenlijk. Bij een stond de Moai fier overeind, bij de ander was een kleine sokkel, al zou ik hem niet kunnen tillen, te bemerken. Ik zakte tot mijn enkels in de modder terwijl ik het grote beeld bekeek. Ik reed daarna verder, over een pad wat nog net geen beekje was. Hier kwam ik bij een slagboom, waar niet veel aangegeven stond. Dat er iets te zien viel, was me wel duidelijk, overal zag je stenen structuren. Ik besloot hier met beter weer terug te keren.
Ik zette daarom koers richting het oosten van het eiland. Ik reed via de zuidkust van Ahu naar Ahu. Veel van deze heilige plaatsen zagen er chaotisch uit. Verweerd, omgewaaid of omgeploegd. Vaak kon je uit de contouren wel opmaken wat voor gebouw er stond. Ik miste alleen de Moai hier, dacht dat het om oudere locaties ging. Ik zag hier en daar grote stenen liggen. Maar toen ik na vele kilometers voor het eerst duidelijk een Moai zag liggen, besefte ik dat ik veel meer Moai had gezien. Ik had nooit gedacht dat deze beelden omgegooid op de grond zouden liggen. Zoals Johan Cruyff zei “je gaat het pas zien, als je het doorhebt!” Daarna was het onontkomelijk. De kust lag vol omgegooide Moai, de een nog groter dan de ander. De hoofdversieringen, pukae, waren soms bijna weer in zee gerold. Ergens in de 17e of 18e eeuw, vastgesteld is het niet, hebben de Rapanui het megalithische geloof verlaten. Waarom ze dat deden is ook niet duidelijk, al zijn er sterke vermoedens dat de populatie op het eiland te groot werd om iedereen te voeden, met een tekort aan grondstoffen ook. En het waren twaalf gemeenschappen. Allemaal heel hiërarchisch binnen zo’n stam, met veel geweld, laat staan als dat tegen andere stammen was. Wat de oorzaken ook waren: ze zijn overgestapt naar het vereren van de god Make-Make, vruchtbaarheid en de krijgsleiders. De verering van Make-Make geschiedde via iets wat ik al eerder heb gezien: krijgers probeerden zo veel mogelijk op De Vogelman te lijken.
Een aantal gelijkenissen vielen op terwijl ik over het eiland banjerde. Ik was zeiknat maar dolenthousiast. Van Vogelman heb ik op Hiva Oa petroglyphen gezien. Ook is de dans van Vogelman gedemonstreerd op Tauhata. De vrouwen op die dag leerden een vogeldans. De tekeningen op de Moai, met handjes voor de buik, toonden ook al gelijkenis met een tiki, de lachende tiki op Hiva Oa. Dit staat voor vruchtbaarheid. Een aantal van de Ahu, lijken erg op marae die ik op Huahine en Ra’iatea heb gezien. De connectie met Frans-Polynesië is overduidelijk. Heel bijzonder om te zien dat eilanden die zo ver uit elkaar liggen, zo met elkaar verbonden zijn. En dat de zeevaarders blijkbaar moeiteloos onder de sterrenhemel naar die verre bestemmingen navigeerden. Wat een vernuft.
Terug naar mijn rondrit, cq wandeltocht. Met de auto reed ik van vindplaats naar vindplaats, sprong uit de wagen en glibberde naar de bezienswaardigheden. Voor de paden naar de vindplaatsen was het meer dan handig dat ik een jeep had, zelfs de goede weg vertoonde regelmatig flinke gaten. Ik hoopte wel staande Moai tegen te komen. Nog meer omgegooide Moai, het deed pijn om het te zien. Zo liep ik bij Ahu Akahanga naar hele grote omgegooide Moai, de pukae niet ver van ze verwijderd. Er liep een hond met me mee. Hij liep zelfs mee toen ik door de drassige bodem me begaf naar het volgende deel van het complex. Ik stond letterlijk met mijn handen in mijn haar, te kijken naar de gigantische beelden die omgegooid lagen. Ondanks dat ik wist dat het waar was, dacht ik “dit kan niet waar zijn.” Of er plannen zijn alles weer in originele staat te brengen, weet ik niet. Het lijkt me een heel intensief karwei. Ik probeerde me voor te stellen hoe het er ooit uitzag, hoe het er uit zou kunnen zien. De hond bleef bij me, net als ik zeiknat, af en toe aaide ik hem over zijn bol. Toen ik het terrein verliet keek hij me met zijn kop schuin aan. “Adios, amigo!”
Ik keek naar links waar net in zicht een vulkaan lag. Op de vulkaan zag ik dingen staan. Ik dacht nog dat het grappig zou zijn als daar Moai zouden staan, waarschijnlijker waren het bomen. Dichterbij komend, kneep ik nog even in mijn arm, het waren echt Moai. Ik had de geboorteplaats van Moai, Rano Raraku, gevonden. Hier werden ze uit de rotsen gehakt. Ik zou het die dag nog niet bezoeken. Ik heb er later wel geluncht bij een tentje bij de parkeerplaats (heerlijke tonijn met rijst, bananencake en een thee om op te warmen). Ik reed iets door, richting Tongariki. Hier staan vijftien Moai naast elkaar, kijken vanaf de zee landinwaarts. Het leven komt uit de zee, de voorouders kijken toe op hoe hun nageslacht het doet. Ik vergaapte me aan de grote beelden, liep er in mijn eentje rond. Dat was het voordeel van het slechte weer, ik had de plekken bijna altijd voor mezelf. Ergens zat nog een bewaker onder een afdakje, te kijken of gasten zich wel aan de regels hielden. De belangrijksten: overal afblijven en zeker geen Moai aanraken. Na een half uur ben ik weer in beweging gekomen. In mijn zeiknatte kloffie was het tijd om weer wat op te warmen. Meer oostelijk dan dit kom je niet, er ligt nog een grote vulkaan. Ik reed door naar de noordkant van het eiland. Ik bekeek er een steen die gebruikt werd als soort fluit om vissen naar de kust te lokken. Ik denk dat het meer om het ritueel ging dan dat ze er echt vissen mee lokten. Ik zal het nooit weten. Iets verderop bekeek ik nog petroglyphen en reed door richting Ahu Anakena.
Bij Anakena zou de eerste koning van Rapa Nui zijn geland. Het is een erg mooie plek. Tussen de palmbomen, een soort die me hier niet van nature lijkt voor te komen, liepen paarden. Er staan twee Ahu bij het strand. Eentje met een Moai, de ander met zeven Moai. Al waren niet alle beelden compleet. Nadat ik hier rond had gelopen, reed ik door het centrum van het eiland naar een plaats waar een ander oorsprongsverhaal zich afspeelt. Bij Ahu Akivi staan zeven Moai op een rij. Het gaat om zeven ontdekkingsreizigers. Anders dan andere Ahus, staat deze vrij ver van zee, En in plaats van landinwaarts kijken ze richting de oceaan. Je ziet die alleen niet vanaf deze plek. De gezichten kijken precies naar de zonsondergang bij de lente-equinox en tijdens de herfst-equinox staan ze precies met hun ruggen naar de zonsopgang. Deze astronomische precisie is nergens anders op het eiland vertoond.
Als laatste complex zocht ik Vinapu op. Deze plek ligt iets verscholen achter het vliegveld en een fabriek. De Moai hier staan niet meer, op beide Ahus. Wat opvalt is hoe nauwkeurig de stenen op elkaar zijn gezet, terwijl ze vele tonnen wegen. Ze zijn puntgaaf en de muur is uitgelijnd met een sterrenbeeld. Voor de tweede Ahu, had ooit een pilaar met een tweekoppige vrouw gestaan. Zij speelde een rol in begraafrituelen. Er was een frame bevestigd bij de pilaar, lichamen werden hier opgehangen om te drogen.
Deze dag waarin ik van hot naar her ben gescheurd, ongeveer 12 kilometer heb gewandeld, in niets meer dan een korte broek, singlet en schoenen, zeiknat ben geregend heb ik me uitstekend vermaakt. Ik voelde me helemaal opgeladen qua energie, het eiland maakt een onuitwisbare indruk. Mysterieus, krachtig, rauw en rustgevend tegelijk. Ik was wel uitgeteld, mijn lichaam wilde ook niet echt warm meer worden. Die nacht zou ik dan ook niet heel goed slapen. De regen ging onophoudelijk door, de elementen en de koude rillingen maakten me regelmatig wakker. Toen ik eenmaal echt diepe slaap vatte, ging mijn wekker. Die had ik gezet op de zonsopgang bij Tongariki te kijken. Het regende keihard, uit die wekker dus. Een paar uur later ging ik er alsnog uit.
Met hetzelfde enthousiasme als de dag ervoor ging ik weer van Ahu naar Ahu. Soms had ik er een overgeslagen, meestal omdat ik het in eerste instantie niet had gezien. Toen ik bij Akahanga reed, sprong de hond van de dag ervoor, bijna onder mijn auto. Ik werkte richting Rano Raraku, de berg met Moai erop. Het zou om 09:00u open gaan, ik was er 09:10u maar het hek was gesloten. Daarom ben ik doorgereden naar Tongariki. Hier was ik weer de enige persoon, onder het afdakje een andere bewaker dan de dag ervoor. Ik liep door het veld voor de Moai, om te kijken of dingen me nog niet waren opgevallen. Zo kwam ik allerlei petroglyphen tegen die ik nog niet had gezien, of bemerkte nog kleine moai tussen rijen stenen. Ik zou uitkomen bij de vijftien Moai, de een nog groter dan de ander. Toen ik achter ze om liep vond ik nog andere petroglyphen en stukken van Moai en pukae.
Hierna reed ik over de weg, die nu echt een beek leek, terug naar Rano Raraku. Het hek was open. De wagen geparkeerd, moest ik door een controlepunt heen. Lopend richting de vulkaan, kwam ik bij een splitsing. Ik kon twee kanten op. Ik koos in eerste instantie voor linksaf, naar de binnenrand van de vulkaan. Ik liep het gladde modderige pad op naar boven, nog steeds in de regen, en kwam uit in een caldera. Heel mooi uitzicht, het was niet zo indrukwekkend als Rano Kau. Het had wel gelijkenissen, want hier was ook een groot moeras. Ze proberen hier de uitheemse soorten handmatig uit te roeien, om te zorgen dat de inheemse soorten gedijen. Dit gemodelleerd naar Rano Kau. Ik keek naar mijn rechterzijde en bemerkte dat er in de caldera vele Moai stonden of lagen. Ik wilde er heen, het terrein was echter “off limits.” Toen ik uit de vulkaan liep bemerkte ik een hoofd van een Moai en een liggende Moai, die had ik op de heenweg gemist. Bij het kruispunt aangekomen liep ik door naar de buitenkant van Rano Raraku. De Moai staan of liggen hier tegen de rotswand. Sommige hele grote blokken liggen nog niet geheel uitgehakt in de berg. De geboorteplaats van de Moai had mooie vergezichten. De beelden van Tongariki kon je nog net zien, deze plek lag nog relatief dichtbij. Wat een karwei moet het zijn geweest om de grote blokken naar bijvoorbeeld de westzijde van het eiland te krijgen. De beelden hadden ook diverse vormen. Ik liep in het begin met hooguit vier anderen over het complex, inmiddels waren er twee busjes met toeristen aangekomen.
Ik reed via de noordzijde richting Anakena, al ging ik daar niet heen. Ik stopte bij verschillende plekken aan de noordzijde waar ik nog niet was geweest. Zo vond ik een locatie waar ik de grootste Moai die ooit overeind is gezet bij een Ahu, trof. Deze kolos van 10 meter hoog, weegt 80 ton. Hij is rond 1838 omgegooid, zijn pukae van 12 ton, een van de grootste ooit, niet ver van hem verwijderd. De pukae worden gemaakt in een andere vulkaan, Puna Pau. Dat was mijn volgende bestemming, na een kleine stop bij Ovahe. Hier proberen ze de natuurlijke habitat van kustplanten te herstellen. Er viel weinig aan te zien: door naar Puna Pau. De vulkaan hier is een stuk kleiner dan Rano Raraku. Ik trof er veel pukae, sommigen waren mooi versierd met tekeningen. Ik keek van de vulkaan richting Hanga Roa. Hier moest ik heen, het was tijd de auto in te leveren.
Eenmaal in Hanga Roa reed ik bij de autoverhuurder langs. Met het slechte weer, leek het me het beste te verlengen. Dat was zo gepiept. Ik reed voorbij Tahai, naar de plek waar ik de dag ervoor bij een slagboom rechtsomkeert maakte. Regen of niet, ik ging het dit keer bezoeken. Wat ik zou bezoeken wist ik nog steeds niet. Dit bleek weer een controlepunt en vernam dat het om een grot ging, er waren nog andere Ahus te zien. Dit deel van het eiland ligt echt vol ruïnes. Klein, groot en als je goed zocht vond je nog een kleine Moai, Toen ik bij de grot aankwam las ik dat het om een oude lavatunnel gaat. Hierin werden heilige rituelen verzorgd, in oorlogstijd was het een schuilplaats voor vrouwen en kinderen. Ik begaf me in de donkere ruimte. Het water sijpelde uit het plafond, de vloer lag vol water. Door de ingang stuitte ik vrij snel op een rechthoekig platform, ik stelde me voor dat hier rituelen plaats vonden. Mijn zaklamp van mijn mobiel is niet van hele goede kwaliteit, hielp nauwelijks. Om andere details te zien, zoals tekeningen, had ik beter materiaal nodig. Ik bukte om door de hele tunnel te gaan, kwam er uit op een plek waar ik licht zag. Van deze kant had ik nooit in de tunnel gegaan, simpelweg omdat het nergens heen lijkt te leiden.
Ik liep verder richting de noordelijke vulkaan, Maunga Terevaka. Onderweg meer bouwwerken en af en toe een Moai. Het was inmiddels een uur of vijf, ik besloot terug te lopen. Dit deed ik niet over het pad maar langs de kust. Daar heb ik 20 minuten staan kijken naar iets waarvan ik niet wist wat het was. Een drenkeling, vuil, een boomstam? Toen het eenmaal dichter bij de kust was, bleek het om een grote zak vuil te gaan. Ik was weer aardig verregend, liep terug terwijl ik hier en daar petroglyphen vond. De uitzichten vanaf de rotswand, minimaal 50 meter naar beneden, waren fraai. Onderweg kwam ik soms oog in oog met een paar paarden of koeien. Na dit deel verlaten te hebben reed ik naar de camping. Hier me even opgefrist en ben naar Tahai gelopen. Hier lag ik heerlijk zen op het gras, me te vergapen aan de Moai, toen een hond naar me toe kwam. Ze ging voor me zitten, ik aaide haar. Vervolgens komen er drie andere honden op me af. Ze gingen links, rechts en achter me zitten. Degene die achter me zat begon te grommen tegen de hond voor me. Ik maan hem weg, maar hij sprong tegen me op, probeerde over me heen naar de andere hond te happen. Ik duwde hem weg, bijt het pokkebeest in mijn arm. Ik wist niet wat de andere honden gingen doen, een ding was me wel duidelijk. Ik moest de intenties van deze hond, en mogelijk andere honden snel de kop indrukken. Ik sprong op, “wat moet jij nou?” Alsof hij Nederlands verstaat…. Maar de toon was duidelijk. Alle honden snelden weg, behalve degene die me gebeten had. De hond gromde naar me, draalde heen en weer van links naar rechts. Op het moment dat hij nog steeds niet afhaakte hem ik hem een verschrikkelijke rotschop gegeven. Hij jankte het uit, zette het op een rennen. Het was met links, het had erger voor hem kunnen wezen. Zelf voelde ik wel dat ik gebeten was, maar had geen verwonding(en). Mijn sweater heeft dit voorkomen. Mensen om me heen keken geschrokken, ik ging weer zitten. Alleen dat hele zen van vlak daarvoor was ik wel kwijt. Na een minuut of vijf, liep ik richting de camping. De hond kwam ik onderweg nog tegen. Ik keek hem strak aan, hij ging zitten en keek weg. Deze dag had ik zo’n 18 kilometer gelopen. Ik was wederom kletsnat geworden, maar had het iets minder koud dan de dag ervoor. Het duurde wel even voor ik in slaap viel.
Om kwart over zes ’s ochtends ging de wekker weer. Het weer, het regende keihard, zorgde ervoor dat ik weer de wekker uitdrukte. Dit keer werd ik om half tien wakker. Ik ben weer naar Tongariki gereden, al stapte ik daar dit keer niet uit. Via de noordzijde reed ik naar Anakena. Onderweg ben ik uitgestapt bij een Ahu. Hier trof ik een grot waar ik zeker van weet dat hij nog wordt bewoond. Ondanks dat ik niemand zag, zag ik verse knollen liggen en een snelle blik naar binnen bemerkte ik ook kurkdroog wc-papier. Ik draaide me om, bekeek wat omver geslagen Moai en glibberde met de auto weer de zachte heuvel op. Anakena benaderde ik dit maal via een andere ingang. Hier stond ik meteen tussen de paarden. Ik liep naar een platform waar een mooi uitzicht op de baai is. Ik beklom nog een heuvel waar een soort van grotje was. Ik vermoedde dat het een uitkijkpunt was. Toen ik de gladde heuvel was afgedaald, liep ik tussen de paarden door, de grote hengst brieste wat, richting de auto. Tot dat moment waren mijn schoenen wel nat, maar mijn sokken droog. Ondanks pogingen niet weg te zakken, zonken mijn voeten in de modder. Toch nog natte voeten. Via Ahu Akivi reed ik naar Hanga Roa. Ik liet de tank van de auto volgooien en bracht de wagen terug naar Oceanic Car Rental. Het was inmiddels droog geworden. Niet dat dat zo zou blijven, het zou wisselvallig blijven de rest van de dag.
’s Middags heb ik aan mijn reisverslag over Tahiti gewerkt en de eerste opzet voor Rapa Nui gemaakt. Een roodharige kat sprong regelmatig op schoot, wilde geaaid worden. In ieder geval beter dan in je arm gebeten worden, de beet van de hond voel ik nog steeds. Die avond zou ik voor het eerst in bijna vier dagen, net een uur tekort daarvoor, de zon zien. Een aantal andere gasten snelden naar buiten, handen in de lucht om de zonnestralen en de warmte te verwelkomen. Het plezier zou van korte duur zijn. Vijf minuten later regende het weer, de hemelsluizen stonden wagenwijd open.
Voor zondag was er beter weer voorspeld, pas ergens vanaf het middaguur. Het regende nog steeds hard die ochtend. Dat beperkte me wel weer in mijn keuzes van wat ik ging doen. Hikes of excursies die de hele dag duren waren niet ideaal. En de voorspelling schoof ook op. Later op de middag zou het beter worden. Omdat de wolken er erg dreigend uitzagen, er nog veel neerslag viel besloot ik aan het begin van de middag toch maar weer een auto te huren. Ik reed langs de belangrijkste sites. Daar ik de meeste al gezien had, bleef ik er niet lang. Ik wilde ’s middags een hike gaan doen, maar had voor ongeveer zestien kilometer wandelen tweeënhalf uur. Om 18:00u moet je uit het nationaal park zijn (er zijn enkele uitzonderingen). Het leek me krap en hoewel het eventjes droog was, begon het weer te regenen. Ik was voorbereid op de zon, ben teruggereden naar de camping. Hier werd ik aangesproken door Megan, een Canadese. Haar vriend Craig kwam er na een tijdje bijzitten. Dit stel uit Calgary reist 26 dagen door Chili, waarvan een week Rapa Nui. De zon was inmiddels gaan schijnen. Het was een leuk gesprek, zo leuk dat ik na anderhalve uur ineens de zon wel erg laag zag hangen: “I don’t mean to be rude, but I am going to catch the sunset at Tahai!” Eenmaal buiten zag ik een gigantische regenboog. Ik wilde met de auto snel naar Tahai, ik kon nu zowel de zonsondergang als regenbogen bij de Moai fotograferen. Voor me werd er wel overdreven langzaam gereden. Toen ik bij de locatie aankwam, was de regenboog al zo goed als verdwenen. De zonsondergang was mooi, met veel oranje en paarse tinten. Toen ik terugkeerde heb ik nog een paar uur met het gezellige stel gesproken. Om een uur of half twaalf zei ik dat ik toch echt ging slapen. De volgende ochtend wilde ik de zonsopkomst bij Tongariki zien.
Mijn wekker was eindelijk van nut. Ik hoorde geen regen, ik keek naar buiten en zag de sterren en de melkweg. Ik reed richting Tongariki, daar was ik bij de eerste tien man. Dat zouden er minimaal honderd worden. We zaten in een grote boog voor de 15 beelden die op ons neerkijken. Helaas hing er nogal wat bewolking, waardoor de opkomst niet zo spectaculair was als gehoopt. Het was nog steeds mooi en ik zat er prima. Het meest memorabele was nog wel toen een (ik vermoed) Nederlander op het toneel verscheen. Iedereen zat keurig in een boog om niet in elkaars cameravelden te komen, allemaal vroeg opgestaan. Komt er iemand aangerend vanaf de parkeerplaats, liep voor iedereen langs, toen was de verontwaardiging al te horen, en hij plofte pontificaal in het centrum neer. Het volume zwelde iets aan; al leek het ook zo dat niemand de serene rust wilde versturen. Een Spaanstalige meid die nog voor mij was, werd echt vol geblokkeerd door de hork. Na een paar “hey”’s, die hij bewust negeerde, besloot ze op hem af te stormen. Hij speelde nog steeds de vermoorde onschuld: “ik mag hier toch gewoon zitten!” Ze maakte hem attent op iedereen achter hem die er eerder was. Hij werd boos, kwam wel in het gelid. Een licht geklap geklonk, ook een van zijn camera’s die hij naar de grond smeet. De een na de ander haakte af toen de zon al ver boven de horizon was, alleen niet zichtbaar door de wolken. Ik bleef rustig zitten of liggen. Er waren nog twee anderen, wat een rust. Het was weer begonnen te regenen, het deerde me niet.
Na in totaal 2 ½ uur ben ik naar Anakena gereden. Hier was ik helemaal alleen, zelfs geen parkwachter. Na een ronde gelopen te hebben, ging ik naar Akivi om de zeven ontdekkingsreizigers nog eens te bekijken. Mijn ronde eindigde ik bij Tahai. Ik moest om 11 uur uitchecken. Daarna bracht ik de auto terug en om 12:00u, het werd 12:30u, zou ik naar het vliegveld gebracht worden. Ik kreeg ter afscheid een ketting van een Moai om mijn nek. Op het vliegveld raakte ik aan de praat met een man. Hij was bezig foto’s te maken van hemzelf, het leek wat moeizaam te gaan. In mijn beste Spaans (ik ken misschien 25 woorden, waarvan nul volzinnen) vroeg ik of foto’s van hem moest maken. Met wat gebarentaal en Frans kwam ik er wel. Hij bleek uit Barcelona te komen. Daarmee hadden we natuurlijk heel veel gespreksstof: mijn favoriete stad! Gelukkig kon hij Frans. Na een half uur verontschuldigde hij zich, anders zou zijn vrouw boos worden. De vlucht naar Santiago vertrok precies op tijd, we kwamen zelfs een half uur eerder aan dan gepland.
Rapa Nui kan ik iedereen aanraden, behalve misschien fervente strandgangers. Het heeft alles, lekkere keuken, redelijk betaalbaar (al moet je er wel geraken, dat kost wel wat), heel uniek met veel geschiedenis en er zijn heel veel activiteiten in fraaie landschappen of de heldere oceaan. Zelfs met vierenhalve dag regen, van de zes dagen die ik er was, heb ik me prima vermaakt. De dingen die ik niet heb gedaan, heb ik niet gemist. Al kunnen ze aanleiding zijn om er ooit weer terug te keren.
-
09 November 2016 - 20:43
Wilma:
Een heel verhaal Michael, denk je dat ik ook vakantie heb. -
09 November 2016 - 20:45
Wilma :
Zonder dolle, een unieke ervaring.
Dikke kus, Wilma
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley